‘The dove descending’ is een luchtig zomerprogramma. Coqu bezingt de natuur in al haar facetten met het gelijknamige werk van Igor Stravinsky als uitgangspunt.
De prachtige tekst van T.S. Eliot zorgt voor diepgang in het lichte programma. Hij neemt de lezer mee langs de diepten van zelfbedrog, falen, wanhoop en bodemloze zinloosheid. Hierbij overstijgt hij de paradox van het bestaan waarin goed en kwaad, geluk en lijden, dood en leven verweven blijken te zijn.
Voor de pauze vliegt de duif door Oost-Europa langs Hongaarse volksmuziek van Lajos Bardos via hanengekraai boven dissonante toonklusters in Éjsaka en Reggel van Gyorgy Ligeti naar verstilde klanken van twee Letse componisten. Klusās Dziesmas van Peteris Vasks is een liederencyclus over stilte en in ‘Stars’ van Erik Ešenvalds begeleidt het koor zichzelf met een waterorgel van gestemde wijnglazen.
Na de pauze vervolgen we onze reis naar het noorden en komen uit in Zweden bij liefelijke bloemenweides vol lelietjes van dalen in ‘Kung Liljekonvalje’ van David Wikander. ’s Nachts wordt de plek overgenomen door de heksen uit de ‘Four Shakespeare Songs’ van Jaakko Mäntyjärvi die er hun giftige toverdrank bereiden.
Programma
Bárdos : Csillagvirág
Stravinsky : The dove descending
Vasks : Klusās Dziesmas
- Nosāpi pārsāpi
- Dusi dusi
- Trīs meži
- Paldies tev vēlā saule
Ligeti : Éjsaka, Reggel
Ešenvalds : Evening. Stars
Pauze
Wikander : Kung Liljekonvalje, Förvårskväll
Mäntyjärvi : Four Shakespeare Songs
- Come away, death
- Lullaby
- Double, double toil and trouble
- Full fathom five
B. Ollén : I denna ljuva sommartid